Duik in de rijke geschiedenis


Het Ancient Regime


Stadspoorter Vincent van Elsen (°1440 +1505) verkocht Deefacker aan Bouckaert in 1498-1499.

Vincent van Elsen was een poorter en schepen van Brugge in de jaren 1480. Vincent was een goudsmid en werd hoofd van het ambacht van de goudsmeden in 1484. Hij was gehuwd met de weduwe Marie vande Woestyne die reeds 3 kinderen had met Filip van Aertrycke, een bestuurder in de Zuidelijke Nederlanden én burgemeester van Brugge.

In de middeleeuwen bestonden de geestelijken (bv. bisschop, kardinaal, paus), de adel (graven, hertogen en baronnen, leenheren dewelke meerdere grote heerlijkheden bezaten via huwelijk of erfenis én de ridders) en de burgerij & boeren. De poorters (burger met meer rechten, bv. om schepen te kunnen worden) en de baljuws (of hoge ambtenaren) behoorden tot de burgerij van de steden en stonden hoger dan de boeren. Vincent van Elsen bijvoorbeeld was zelfs hoofd van het ambacht van de goudsmeden in 1484. In die tijd sprak men over een kasselrij met de stad als hoofdplaats en  bestuurscentrum en dat samen met de omliggende gemeenten het rechtsgebied was van de baljuw (vergelijkbaar met burgemeester).

Weetje : De feodale functietitel van heer of dominus gold alleen voor de edele of niet-edele die het gezag over een heerlijkheid had en gold voor de edelman die tot ridder was geslagen. 'Heer' ging vooraf aan de voornaam. Behalve voor ridders gold deze aanspreektitel ook voor gewijde priesters. De echtgenote of de weduwe van een ridder kreeg de titel Domina, Vrouwe of Ver, wat voor haar doopnaam geplaatst werd.

Op het einde van de 13de eeuw stonden poorters en ridders in principe op gelijke voet. Te Brugge bedroeg het minimum aan bezit om tot de hogere standen te behoren slechts 300 pond parissis (Parijse pond). Men kon ook tot ridder geslagen worden door de adel als erkenning voor heldendaden en moed. 

Het bezit van een eigen huis was een goed criterium voor de sociale status. In 1382 was in Brugge 31% van de inwoners huurder, in Gent was dat 61% in 1492. In Veurne, met zijn 500 bewoonde haarden, en dus circa 2000 inwoners in 1469, bezat 30,5% van de bevolking één of meer huizen en gronden. De 30,5% eigenaars hadden een gemengd inkomen uit het bezit van huizen en gronden, vermogen (kapitaal) en een ambachtelijke activiteit. Vincent van Elsen was goudsmit, Brugse poorter en schepen en eigenaar van een woning in Brugge maar had dus nog eigendommen, waaronder t Goedt ter Deefacker in Ingelmunster.

Weetje : In tegenstelling tot vandaag, bestond toen geen "rechtbank" zoals we dat nu kennen (hof van assissen). De doodstraf kon bijvoorbeeld uitgesproken worden binnen een heerlijkheid, zoals dat het geval was binnen de heerlijkheid van Ingelmunster. Om te ontsnappen aan het plaatselijk recht kon men zich inschrijven als poorter van een grote stad (bv. Kortrijk of Brugge) waarvoor men natuurlijk diende te betalen. De poorter kon bovendien ook benoemd worden tot schepen in de stad.


Hertogen van Kleef & de strijd tegen de opkomst van de Steden (1500) - Ancien Regime

 

Onder het feodale stelsel diende men renten te betalen aan de adel en leenheren die hele heerlijkheden in bezit hadden. Deefakker noemt dan wel Dheerlijkhede van Deefakker maar een Heerlijkheid omvatte meerdere grote landerijen over meerdere gemeenten. Deefakker resulteerde in de 15de eeuw onder de heren van Kleef.

Jacoba d’Ailly (°1416 +1470) was de dochter van Raoul d’Ailly en Isabelle van Bethune. Haar moeder, Isabelle, behoorde tot het prinselijke leenhof van Dendermonde, grootse adelen die heel veel 'heerlijkheden' (nl. kastelen, grote hoeves en gronden) in bezit hadden. Jacoba huwde met Jan I van Bourgondië en had 1 dochter, Elisabeth, die in het huwelijk trad met de hertog van Kleef. 

Jacoba huwde met Jan van Bourgondië en bracht zo de heerlijkheid van Ingelmunster in, dat voor eeuwen bij het prinselijke Leenhof van Dendermonde hoorde. Ook 't Goed ter Deefakker, één van de grootste hoeves met landerijen, gelegen te Ingelmunster, viel hieronder. Jacoba en Jan hadden één dochter, Elisabeth, soms ook Isabella genaamd. Zij huwde met de hertog van Kleef en werd zo de hertogin van Kleef.

In het rijksarchief te Kortrijk ligt het renteboek van de heerlijkheid Ingelmunster toebehorend aan de hertogin van Kleef, vernieuwd in 1482, over Ingelmunster, Rozebeke (Vijfse en Ains = Puyderbroeck), Sint-Eloois-Vijve (Dendermondse en Ains), Waregem, Elsegem, Tiegem, Kaster, Kerkhove, Gryspeersche, Wulfswinkel en Broekeburg. 

Weetje : Heel even ging de heerlijkheid terug naar het prinselijk leenhof van Dendermonde vooraleer terug naar de van Kleefs te gaan. Ingelbrecht van Kleef, zoon van de hertogin van Kleef, verkocht de heerlijkheid immers aan een afstammeling van de oude heren van Dendermonde, Adriaan Bette, die het op zijn beurt terug verkocht voor de som van 18000fl aan Filips van Kleef, heer van Ravenstein, kasteelheer van Wijnendale (Torhout) en neef van Ingelbrecht van Kleef.

 

Bovenstaande archiefbronnen van links naar rechts : 

Algemeen renteboek van de heerlijkheid Ingel­munster toebe­ho­rend aan de hertogin van Kleef, ver­nieuwd in 1482, over Ingel­mun­ster, Rozebeke (Vijfse en Ains = Puyderbroeck), Sint-Eloois-Vijve (Dender­mondse en Ains), Waregem, Elsegem, Tiegem, Kaster, Kerkhove, Gryspeersche, Wulfswinkel en Broeke­burg. 1482. (Rijksarchief Kortrijk) –

"Dit sun der manne leenne toebe­horende den heere van Denremonde", leenregister van de heer van Dendermonde. 1365. (Rijksarchief Kortrijk)

Vermits de opkomst van de steden ontstond er vaak een verwoedde strijd tussen de leenheren, geestelijken & de steden.  De steden, op hun beurt, dienden belastingen te betalen aan de graaf van Vlaanderen en kwamen dan ook vaak in opstand.

In 1452 was er de Gentse opstand tegen Filips de Goede, graaf van Vlaanderen. De steden konden deze belastingen in de Grote Raad weigeren. Filips de Goede beschuldigde de dekens van meineed en zette hen uit de Grote Raad, waarop de stad tegenstanders van Filips voordroeg om hen op te volgen. Filips oefende verder druk uit, onder andere door tweemaal zijn baljuw terug te roepen en zo de rechtspraak in de stad lam te leggen. Het conflict escaleerde. Het gevecht bleef niet binnen de stadmuren. Zij vielen ook onder meer het kasteel in Ingelmunster aan.

Jan van Bourgondië, toenmalig leenheer van de heerlijkheid van Ingelmunster (door zijn huwelijk met Jacoba) en neef van Filips de Goede, sloeg hen neer. De opstand duurde van 1449 tot 1453 waarbij Gent verloor.

Deefakker echter resulteerde niet onder de heerlijkheid van Ingelmunster maar kende voor eeuwen een apart parcours, mede doordat het nabij huyze Bethuyne (kasteel Ter Borcht) gelegen is, en zo resulteerde onder de heren van Dendermonde, door huwelijk de van Kleefs. De indeling van gebieden gebeurde immers niet zoals wij deze nu kennen met gemeentelijke en provinciale grenzen. In het Ancien Regime wordt er letterlijk gesproken van een feodaal "lappen"stelsel. Heerlijkheden omvatten kastelen en grote hofsteden met landerijen en gingen onder de leenheren door volgens huwelijk en erfenissen. Soms konden deze bepaalde families van kasteelheren heel erg groot worden.

Niettemin, door de ligging van Deefakker in Ingelmunster, moet het mede geteisterd zijn geweest tijdens de Gentse opstand.

Maar ook leenheren spanden soms samen met steden, zo ook de toenmalige leenheer over Deefakker, Filips van Kleef (kasteelheer van Wijnendaele Torhout). Eind 15de eeuw begon het Oostenrijkse tijdperk onder Maximiliaan van Oostenrijk, echtgenoot van Maria van Bourgondië (opvolgster voor het graafschap) en regent in afwachting van het graafschap van hun zoon Filips de Schone, op dat moment nog te jong om te regeren. Maria was bovendien ook de nicht van Filips van Kleef (en stierf op 25 jarige leeftijd door een val van haar paard in de Wijnendaelebossen, waar zij graag op het kasteel verbleef in het kader van de jacht & de feesten).

Filips van Kleef echter, brak met Maximiliaan en liep over naar de steden om hen te steunen in de opstand (waarvoor hij van de steden rijkelijk betaald werd).  Dit zette kwaad bloed bij andere adelen. Joris van Schoorisse, heer van Meulebeke, brandde in 1488 de Sint-Michielskerk en Roeselare plat als wraakactie en trok met de troepen van Maximiliaan van Oostenrijk een spoor van vernieling vanaf Deinze over Meulebeke naar Roeselare. Overlopen naar de steden vormde immers een bedreiging voor de gevestigde orde waarbij de adel de macht had.

Deefakker zal dan ook hoogstwaarschijnlijk meerdere malen geteisterd geweest zijn door al deze oorlogen en opstanden. 

Aan de boerderijen waren toegangspoorten met een bijzonder en imposant karakter. Deze werden gebouwd ter verdediging tegen de struikrovers en tijdens de oorlogen. De muren waren dik en men gebruikte massieve bakstenen. Vaak werd er binnenin de toegangspoort een kamer gevormd opdat men de wacht zou kunnen houden. Vaak waren de boerderijen ook volledig omringd door water gezien men walgrachten of diepe grachten graafde. Soms waren de poorten ook geflankeerd door een of twee torentjes.

Ingelmunster, zoals vele gemeenten in Vlaanderen, werd in de 16deen 17deeeuw bovendien nog meer geteisterd door oorlogen gezien ook de Spanjaarden, de Fransen als de Nederlanders (Willem van Oranje) het grondgebied wilden opeisen. In 1580 was er de beruchtte slag van Ingelmunster waarbij alle kooplieden vluchtten naar de steden waaronder Kortrijk. De koophandel te Ingelmunster bloeide nochtans en men hield reeds een wekelijkse markt en een jaarlijks feest sinds de 13deeeuw maar waarbij als gevolg in 1580 een abrupt einde kwam. Ook in de 17de eeuw waren er heel wat oorlogen, vooral door invasies van de Fransen met de negenjarig durende oorlog. Ieper en Kortrijk konden zij veroveren en de grens van het Franse gebied paalde net voor de gemeente Ingelmunster, dit zeker tot in 1715.

Pas in de 18de eeuw keerde de rust terug tijdens de Oostenrijkse tijd toen Vlaanderen vanuit Wenen bestuurd werd. In 1700 telde men 1.300 inwoners terwijl dat in 1698 slechts 348 waren. In 1789 liep het aantal inwoners zelfs op tot 4.705. Veel gevluchten kwamen terug en er was een lager kindersterftecijfer. De landbouw bloeide, er waren minder misoogsten en er was een goede economische situatie. Zelfs de burcht, ooit gebouwd door Robrecht de Fries in de 11de eeuw, werd in 1736 hersteld en verbouwd naar het kasteel van Ingelmunster.

Weetje: In het gemeentehuis hangt een wandtapijt van de grote slag in 1580. In een inventaris van de manifactuur uit 1883 staat vermeld dat het tapijt 8.500 kg woog, de grondstoffen 2,5 € kostten en het werk 75,72 €. De totale kostprijs van het werk werd berekend op 101,6€. In 1986 kocht de gemeente Ingelmunster "de Slag van Ingelmunster" voor zo’n 21.250 €.


Kasteelheren La Croix van Dadizele heersten vervolgens voor 4 eeuwen over Deefakker

De grote hofstede Deefakker en landerijen te Ingelmunster werd later door huwelijk ingebracht bij de familie de Croix. De overovergrootvader van Ignace de Croix huwde met Marie Bouckaert. Haar ouders, Pieter Bouckaert en zijn vrouw Margriet van Berquin deden een schenking aan hun oudste dochter Marie naar aanleiding van haar huwelijk in 1530 met Jooris de Croix, Heer van Dadizele.

"Ende achtervolghende voirnoemde ghifte ende belofte, so versochte ende begheerde de voorschreven Pieter als erfachtig het al wel ende wettelick te onthutene ende heerlichhede van Deefackere. Ende dit al ten behoeve ende profijte vande voornoemde Joncvrauwe Marie Bouckaert, syne voirnoemde dochter als nu wettighe gheselnede vande voirnoemde Jooris de Croix."

Marie Bouckaert (°1510 +1583) de Walmotte, huwde George (of Joris) de Croix, behorende tot de kasteelheren van Dadizele. Zij was de dochter van Pieter Bouckaert en Marguerite de Berquin. Zij was de kleindochter van Jan Bouckaert en Marie Crommelinck. De Bouckaerts behoorden tevens tot de vooraanstaande families maar met haar huwelijk verhoogde Marie echter nog meer haar stand.

Naast de grote heerlijkheden, waren er ook een aantal kleinere, waaronder "Goedt Ter Wallemoete", naar de naam van Marie, (begrensd te Izegem door Populierenstraat (N) Klijtstraat (O), Kokelaarsestraat (Z) en Hazelaarstraat (W)), gehouden door heer Bouckaert. Een "Walmotte" verwijst naar een walgracht (ringwal)  als eerste type van versterking dat in gebruik genomen werd door de kleine adel.

De familie Bouckaert bleef tot de voortreffelijke ingezetenen van Izegem behoren. Pieter Bouckaert, zoon van Jan Bouckaert en vader van Marie, woonden bijvoorbeeld niet op de grootse hofsteden die zij in leen hadden maar verpachten deze ter ontvangst van gelden en waren gehuisvest in een herenwoning op de Melkmarkt in het centrum van Izegem. Pieter was bovendien groot baljuw van Kortrijk.

De grootvader van Marie, Jan Bouckaert, bouwde vele eigendommen op. Naast deze te Izegem, kocht hij onder meer het grote 't Goedt Ter Deefakcer' te Ingelmunster, dat zo'n 12 bunder (17 hectare) groot was en veel groter dan de gemiddelde hofsteden met landerijen (1 tot 3 bunder of 1,41ha tot 4,25 ha). De verkoopakte dateert van (8 maart) 1498 en (2 mei) 1499. Later, schonk zijn zoon, Pieter, het door aan zijn dochter Marie ter ere van haar huwelijk in 1530 met heer Joris de Croix van de familie kasteelheren van Dadizele, waarvan er een charter werd bewaard.

Het testament van Marie dateert van 27 oktober 1572. In die periode, onder Jan Bouckaert, behoorde 't Goedt ter Deefacker tot de adelen van Bourgondië en van Kleef. Later ging deze dus door huwelijk bijgevolg door naar de adelen de Croix tot begin 20ste eeuw waardoor de heren de Croix aldus heersten over Deefakker voor de volgende 4 eeuwen.

De kasteelheren van Dadizele hadden talrijke heerlijkheden en hoeves met gronden in hun bezit (onder hun leen). Dit bewijzen de vele renteboeken met ontvangen belastinggelden in het archief (cfr. heemkundige kring Dadingisila). De familie bleef zelfs tot in de 20ste eeuw eigenaar van bezittingen in Vlaanderen, zo ook van de hoeve Deefakker te Ingelmunster. In de crypte van de basiliek van Dadizele vinden we een aandenken terug met de vele bezittingen vermeld op het afschrift.

Een belangrijke voorvader van Ignace de Croix is Ridder Jan, geboren in 1432 en vermoord in 1481. Hij werd opmerkelijk stalmeester, ook op het kasteel te Wijnendale in Torhout, onder heer Adolf van Kleef of heer van Ravenstein en twee jaar later soeverein baljuw van het graafschap Vlaanderen en groot baljuw van Gent onder Maria van Bourgondië, een nicht van de van Kleefs. Maria huwde de Aarsthertog Maximiliaan van Oostenrijk die hem in 1479 tot kapitein generaal van de Vlaamse landelijke militie benoemde. In hetzelfde jaar werd hij om zijn uitzonderlijke moed tot ridder geslagen. Bij de dood van Ridder Jan was heel Vlaanderen in diepe rouw. Zijn stoffelijk overschot werd bij fakkellicht naar Gent overgebracht. Het was één van de grootste begrafenissen.

In 1583 tekende de Duitse ridder Otto von Plotho de aankoopakte in het Louvre te Parijs en werd eigenaar van de de heerlijkheid van Ingelmunster, St. Eloois Vijve en Roesbrugge voor een som van 133.333 goudstukken, waartoe de familie Plotho de heren bleven tot in 1825.

t Goedt ter Deefacker was gelegen in Ingelmunster maar was geen leen van de kasteelheren de Plotho van Ingelmunster, wel van de kasteelheren de Croix, van Dadizele. Toch is er tussen deze families altijd een band geweest. Zo huwde barones de Plotho (zus van de heer de Plotho) met één van de heren van familie de Croix in 1572. 


Landbouw, handel & economie vanaf de 17de - 18de eeuw

De Franse Revolutie (1789) zorgde dat de macht van de kerk en de adel na eeuwen afgebroken werd. Een boer moest gelijk zijn aan een edelman. De heerlijkheden, beheerd door de adel via erfenis, werden afgeschaft. In de plaats kwamen de gemeenten en kon het volk verkiezen. Er kwamen centrale rechtbanken (bv. het hof van assisen). Ook het tiendenstelsel (belastingen via de kerk) werd afgeschaft. Dit waren goede zaken.

Anderzijds legde Frankrijk opnieuw zijn macht op te Vlaanderen. Ingelmunster wordt ook de Brigandsgemeente genoemd, toen hier de opstand van de Brigands tijdens de Boerenkrijg door de Fransen neergedrukt werd (in 1798).

In de 18de eeuw, tijdens de Oostenrijkse tijd, kende men terug een bloeiende economie na de vele oorlogen van de Fransen, Spanjaarden en Nederlanden in de 16de en 17de eeuw. Er kwamen bijvoorbeeld nieuwe producten op de markt zoals koffie, thee, tabak, katoen en chocolade. Ook de aardappel won aan populariteit. Na 1750 verdrong de aardappel het graan als belangrijkste voedingsmiddel, eerst op het platteland en daarna ook in de steden. De aardappel kon meer monden vullen dan de opbrengst van graan. Een aardappelveld kon tweemaal zoveel mensen voeden als dezelfde oppervlakte met graangewassen.

De familie Vande Kerckhove pachtte hoeve Deefakker en landerijen in de 17deen begin 18de eeuw, mogelijks al van in de 16de eeuw. Vroeger konden niet veel mensen iets kopen en bijna alle hoeves en landerijen behoorden tot de kasteelheren. Pieter Vande Kerckhove pachtte de hoeve van de familie de Croix, de kasteelheren van Dadizele.

Na Pieter (°1628 +1685) nam broer Johannes in 1697 over en daarna broer Joos in 1704. "Na het betalen van de ‘godspennink’ (vier schellingen en zes denieren) moest Vande Kerckhove jaarlijks de pachtsom van 36 pond grooten Vlaams betalen bovenop alle pointingen (belasting), zettingen (belasting) en parochiekosten, zowel gewone als buitengewone die de pachtbrief van Johannes (16 juli 1697) vermeldde. Een uitzondering werd gemaakt voor vijf appelbomen en drie kriekebomen die op hoeve Deefakker door een windhoos waren vernield.

De omschrijving behoort tot de pachtbrief tussen de broers (soort overname van huurovereenkomst). De pachtboeren moesten naast huur- of pachtgeld ook renten betalen. Renten waren een soort belasting. Deze werd berekend op de grootte van de hoeve en de landerijen met alle gebouwen, stallen, bomen en waardevolle stukken die erbij hoorden. Deze werden met de pen opgeschreven in een groot boek. Een rentebrief van 1682 omschrijft Deefakker:

“’t Goet ende Heerlickijde van Deefacker ende es een behuijsde hofstede palende ande strate loopende van Inghelmunster vande Mullebeke met de coutters opde noortzijde vande selve strate ende ander landt daermede gaende, groot onder hofstede, landt, water ende meersch twaalf bunder ofte daerontrent

De documenten bewaard in de archieven en landkaarten tonen aan dat ook t Goedt ter Deefakker groeide, d.i. van 12 bunder of 17ha in de 17de eeuw naar 54 ha in de 18de eeuw. Bovendien merken we een sterke uitbreiding van de gebouwen tussen 1664 en 1745. Aanleiding hiervoor kunnen onder meer liggen in het gegeven dat kleine doeninkjes verkocht dienden te worden ten gevolge van de slechte verkoop in de oorlogstijden in de 17deeeuw en grotere hoeves zoals Deefacker hier profijt uithaalden. Echter is er ook sprake dat het drieslagstelsel verdween in de landbouw door betere bemesting en dat natuurlijke weiden werden door aangelegde meersen vervangen waardoor er meer akkergrond vrij kwam.

Een staten van goed ter Deefacker uit 1745: “Eerst ende behuijsde ende bewalde Hofstede becleedt met woonhuijs stalling(hen), ovenbeur, groote scheure, schaep ende coeijstallen mitsgh(aede)rs waeghenhuijs ende poorte, groot in erfve met den boomgaert.”

Deefacker beschikte ook over paardenstallen, schuren, ‘witte bomen’, fruitbomen, meersen en een schaapsweide. Het ganse domein was 193 ponden, 13 schellingen en 4 denieren waard.

 

Weetjes : Vroeger rekende men niet in vierkante meter maar in bunder. De meeste boerderijen waren 1 tot 3 bunder groot. 1 bunder was 1 hectare (of 10.000m2), 41 are (of 4.100m2) en 69 centiare (of 69 m2), in het totaal dus 14.169m2.

Deefakker kende met zijn 12 bunder in die tijd dan ook maar liefst een grootte reeds van 170.028 m2 of 17 hectare.

Ooit is Deefakker zelfs nog 72 hectare groot geweest.

Tot in de 16deeeuw was de Mandel bevaarbaar en gebeurde veel van het verkeer en de handel over het water. Pas in 1750 legde men de Steenweg te Ingelmunster aan. Deze bijna 14 meter lange kaart toont deze heel belangrijke weg die de bestaande en vaak onbruikbare landweg tussen Brugge en Kortrijk verving.

De kaart is mooi geïllustreerd met ingekleurde tekeningen van woonhuizen, molens, herbergen en kerken. De vele naamsvermeldingen van eigenaars van percelen, huizen, herbergen, bossen, vijvers en wegen die uitmonden op deze steenweg, maken van de kaart een uniek tijdsdocument.

Bron : Onderweg van Steenbrugge naar Kortrijk (Archiefdocument, 1750, Brugge, Rijksarchief, Archief van de watering van Moerkerke noord over de Lieve, Kaarten, nr.50 (tot 2008: Stadsarchief Brugge))

Zelf de volledige weg / kaart graag even nzoomen ? Dat kan via volgende link: https://zoeken.erfgoedbrugge.be/detail.php?nav_id=3-1&id=940742920&index=0&cmvolgnummer=

Weetje : Het Lampettestraetje, een verdwenen bedevaartsweg, was gelegen nabij Deefakker en is een bedevaartsweg of een kerkwegel dat vanuit het hart van Ingelmunster een spoor trekt naar de kapel van bijstand in Meulebeke. Ingelmunster en Meulebeke vormden toen nog samen een uithoek van de heerlijkheid Dendermonde.

Een lampet was, onder meer, een vuurpot, een emmer van bandijzer dat gevuld werd met pekkransen. Droegen de bedevaarders dit met zich mee?

Lampette was ook de naam van de oude woonkorrel die het pad doorkruist.

Nog steeds bestaat de Lampettenstraat, als zijstraat van de Meulebekestraat waar Deefacker gelegen is.


Sociale media

Meulebekestraat 112 - 8770 Ingelmunster | info@deefakker.be